Pancratiusparochie Sloten






Delen:
meld deze pagina op Twitter meld deze pagina op Facebook
Volgen:
link naar de RSS Feed van de laatste nieuwsberichten volg Pancratiusparochie op Twitter volg Pancratiusparochie op Facebook

Feest van de H. Apostel Thomas

3 juli

gepubliceerd: zaterdag, 1 juni 2013
Feest van de H. Apostel Thomas

Klik hier voor de gelezen tekst

Heb je ooit wel eens een dier­baar persoon in de steek gelaten? Tot in het diepst van zijn of haar ziel gekwetst? Zó, dat je let­ter­lijk wel in de grond zou willen ver­dwij­nen?

Onderstaand een beeldmedi­ta­tie bij een icoon (uit het Trini­teits­kloos­ter, Tver in Rusland) van Jezus en een jonge Thomas aan zijn rechter­hand.

De kunste­naar plaatst Jezus in het centrum van zijn afbeel­ding. Links en rechts van Hem: twee groepjes van vijf leer­lin­gen. Aan zijn rechter­hand buigt een jonge Thomas zich naar Hem toe. Jezus leidt diens rechter wijsvin­ger naar de wond in zijn zij.

Jezus is de enige die voor­zien is van een stralen­krans. Hij staat op een stoep of voeten­bank. Twee manieren om Hem van de leer­lin­gen te on­der­schei­den. Boven zijn hoofd het dak van het verblijf waar de leer­lin­gen zich verschanst hebben. De ruimte wordt omsloten door een ronde muur. Over de muur en het dak ligt een rood kleed: teken dat het tafereel zich binnenshuis afspeelt. Wellicht tege­lijk een teken dat dit alles plaats vindt onder Gods bescher­ming, zoals het kerk­lied zingt: ‘Zoals een man­tel om mij heen­ge­sla­gen…’ Op de ach­ter­grond: de dichte deuren waar door­heen Jezus is binnen­ge­ko­men.

In de jonge leer­ling rechts op de voor­grond, gekleed in het rood en van opzij gezien, menen wij de jeug­dige apostel Johannes te herkennen. De leer­ling met warrige grijze haren en baard die zich naar Johannes toewendt, is waar­schijn­lijk Andreas. Aan de over­kant op gelijke hoogte met Andreas: diens broer Petrus, herken­baar aan zijn witte haren en rondge­scho­ren baard. Zijn rechter­hand is in aanbid­ding geheven. Op de voor­grond, achter Thomas, een leer­ling die de tra­di­tio­nele trekken van de apostel Paulus ver­toont (hoog rond voor­hoofd). Volgens het verhaal is dat strikt geno­men onmoge­lijk; Paulus sloot zich immers veel later bij de leer­lin­gen aan. Maar een kunste­naar kan er voor kiezen twee onge­lijktij­dige gebeur­te­nissen op één afbeel­ding samen te brengen. Of moeten we in hem toch veeleer de apostel Jacobus herkennen. (Zoals Andreas tegen­over zijn broer Petrus is opge­steld, zo Jacobus tegen­over zijn broer Johannes?). Hoe dan ook, met zijn rechter hand raakt hij lichtjes teder de rug van Thomas aan.

Alle aanwe­zigen zijn toegewend naar Jezus. Thomas buigt zich eerbie­dig voorover. Zo ont­staat er een denk­beel­dige lijn over de diago­naal van de afbeel­ding: zij loopt van linkson­der langs de zoom van het goud­kleu­rige gewaad, via de gebogen hou­ding van Thomas en het lijnenspel van de kle­ding van Jezus naar de per­spec­tieflijnen van het blauwe dak. Wanneer we ook de andere diago­naal zou­den tekenen, zou het hart van Jezus precies het centrum vormen van de hele afbeel­ding! Thomas mag het met zijn vin­ger aanraken: alle leer­lin­gen zijn erop ge­con­cen­treerd: let­ter­lijk.

Jezus draagt de wonde­te­ke­nen van zijn kruis­dood in zijn han­den, voeten en zij. In de linker­hand houdt Hij de boekrol vast: het boek des levens; boek van god­de­lijke wijs­heid. Zo wor­den leer­mees­ters en filosofen afge­beeld. In het verhaal horen we hoe Jezus Thomas uitno­digt diens vin­ger in zijn zijde te leggen. Zo kan hij geloven dat het wer­ke­lijk Jezus is die hij voor zich heeft. Meestal gaat men ervan uit dat Thomas niet kon geloven dat Jezus uit de dood was opgestaan. Maar het kan ook zijn dat Thomas niet kon geloven dat Jezus – áls Hij uit de dood was opgestaan – naar zijn leer­lin­gen zou zijn toe­ge­ko­men zon­der enig woord van verwijt, maar alleen met een woord van vrede: ‘Sjaloom!’ Tot twee keer toe. Hij sprak zelfs in het geheel niet over hun beschamende vlucht tij­dens Jezus’ arres­ta­tie, over Petrus’ verlooche­ning, terwijl die toch bezworen had des­noods met Hem te willen sterven. Nee, enkel: “Vrede!” En om alles nog ongeloof­waar­diger te maken, zou Hij hun, die mislukkelingen! - zijn zen­ding hebben toe­ver­trouwd. Ongelofe­lijk. Maar het bleek dus waar. Zóveel ver­trouwen, terwijl zij dat juist beschaamd had­den; zóveel ver­ge­ving…: “Mijn Heer en mijn God!”

“Omdat je gezien hebt, Thomas, geloof je? Zalig zij die niet zien en toch geloven.” Bij die woor­den kijkt Jezus niet in de rich­ting van Thomas, maar… van mij! Kan ik geloven dat Gods leven sterker is dan onze dood? Zijn goed­heid sterker dan alles wat er bij ons misgaat? Dat Gods Geest door mijn herme­tisch gesloten deuren van verdriet, schaamte, twijfel, ongeloof en on­ver­mo­gen heen kan breken? Dat er ver­ge­ving is? Dat Gods liefde het de­fi­ni­tieve, laatste woord heeft? Dat die Geest van God ook voor mij is bestemd?

Prach­tig detail: de slip van Jezus’ man­tel waait op, waar die bij de leer­lin­gen roerloos afhangt. Jezus is herken­baar aan het waaien van de Geest. Ik bid en mag geloven dat die Geest ook mij aan komt waaien.