Johannes van het Kruis (Juan de la Cruz)
kerkleraar & mysticus
14 december viert de kerk het hoogfeest van Johannes van het Kruis. De heilige Johannes van het Kruis (1542-1591) is een van de belangrijkste mystici van de Katholieke Kerk.
Juan de Santa María de Yepes werd op 24 juni 1542 geboren in het Spaanse plaatsje Fontiveros bij Salamanca als zoon van een wever. Als jong volwassene ging hij zieken verplegen in Medina del Campo en trad in 1563 in bij de karmelieten onder de naam Johannes van St-Mattias. Zijn studies deed hij in Salamanca.
Na een ontmoeting in 1568 met Sint Theresia van Ávila († 1582; feest 15 oktober) was hij gegrepen door haar ideaal en begon de mannelijke tak van de Karmel te hervormen, zoals zij het deed bij de vrouwelijke: dat was het begin van de ongeschoeide karmelieten (Carmelitas Descalzos).
In 1574 kwam hij met Sint Theresia naar Segovia en droeg hier de eerste mis op in het door haar gestichte klooster van ongeschoeide karmelietessen.
Het eerste klooster voor ongeschoeide Karmelieten stichtte hij in Duruelo en veranderde zijn naam in Johannes van het Kruis. In 1586 stichtte hij buiten Segovia een mannenklooster van ongeschoeide karmelieten en was hier van 1588 tot 1591 prior.
Zijn pogingen om de orde te hervormen stuitten op veel weerstand en onbegrip. In 1577 werd hij zelfs in Toledo gevangen gezet. Hij was naast priester ook dichter, mysticus en theoloog.
Zijn mystieke werken 'La subida del Monte Carmelo' (= 'De bestijging van de berg Karmel'), 'La noche oscura del alma' (= 'De donkere nacht van de ziel') en 'La llama de amor' (= 'De vlam van de liefde'), vormen hoogtepunten in de geschiedenis van de katholieke mystiek.
Zijn theologisch hoofdwerk was 'Cántico espiritual' (= 'Geestelijke lofzang'), een samenspraak tussen de ziel en Christus, geïnspireerd op het Hooglied in de bijbel.
Al zijn werken zijn pas na zijn dood gepubliceerd. Men zegt, dat medebroeders uit zijn klooster van de ongeschoeide karmelieten bij zijn dood zijn ziel zagen opstijgen in de vorm van een vurige aardbol.
Donkere nacht van de ziel
Johannes van het Kruis heeft geschreven over de donkere nacht van de ziel. De donkere nacht staat voor een pijnlijke periode in het leven, waarin God op heel andere manier aan het werk is in de mens, met het doel deze te bevrijden.
In een nacht, aardedonker,
in brand geraakt en radeloos van liefde,
- en hoe had ik geluk! -
ging ik eruit en niemand
die 't merkte - want mijn huis lag reeds te slapen
In 't donker, geheel veilig
langs de geheime trap en in vermomming,
- en hoe had ik geluk! -
in 't donker, ongezien ook,
want alles in mijn huis lag reeds te slapen.
In de nacht die de kans geeft,
in het geheim, zodat geen mens mij zien kon en ook ik zelf niets waarnam:
ik had geen ander leidslicht
dan wat er in mijn eigen binnenst brandde.
Dat was het dat mij leidde
- zekerder dan het zonlicht op de middag -
daarheen waar op mij wachtte,
van Wie ik zeker zijn kon
en op een plaats waar niemand ooit zou komen.
0 nacht die mij geleid hebt!
0 nacht, mij liever dan het morgengloren!
0 nacht die hebt verenigd
Beminde met beminde,
beminde, opgegaan in de Beminde!
Aan mijn borst, wei vol bloemen,
Hem alleen, onbetreden voorbehouden,
daar is Hij ingeslapen
en heb ik Hem geliefkoosd
en gaf de waaier van de ceders koelte.
De koelte van de tinnen
kwam, onderwijl ik door zijn haren been streek,
met haar hand, licht en rustig,
mij aan de hals verwonden
en stelde al mijn zinnen buiten werking.
Mijzelf liet ik, vergat ik;
ik druk het gelaat aan mijn Beminde;
het al stond stil, ik liet mij gaan,
liet al mijn zorgen liggen:
tussen de witte leliën vergeten.