Hieronder drukken wij de teksten af van de preek door pastoor Nico van der Peet, de toespraak van Harry den Arend (voorzitter RKSV Pancratius), de toespraak van Just Spee namens het parochiebestuur en de inleiding tot de absoute van Mgr. Jan Hendriks (hulpbisschop Bisdom Haarlem-Amsterdam). "> Hieronder drukken wij de teksten af van de preek door pastoor Nico van der Peet, de toespraak van Harry den Arend (voorzitter RKSV Pancratius), de toespraak van Just Spee namens het parochiebestuur en de inleiding tot de absoute van Mgr. Jan Hendriks (hulpbisschop Bisdom Haarlem-Amsterdam). " /> Pancratiusparochie Sloten - Nieuws

Pancratiusparochie Sloten






Delen:
meld deze pagina op Twitter meld deze pagina op Facebook
Volgen:
link naar de RSS Feed van de laatste nieuwsberichten volg Pancratiusparochie op Twitter volg Pancratiusparochie op Facebook

Preek en toespraken uitvaart pastoor Theo Bankras

De goede herder geeft zijn leven voor zijn schapen (Joh 10,11)

gepubliceerd: vrijdag, 9 januari 2015
Preek en toespraken uitvaart pastoor Theo Bankras

Tijdens een drukbe­zochte uit­vaart­vie­ring hebben wij afscheid geno­men van onze dier­ba­re pastoor Theo Bankras.

Hier­on­der drukken wij de teksten af van de preek door pastoor Nico van der Peet, de toe­spraak van Harry den Arend (voor­zit­ter RKSV Pancratius), de toe­spraak van Just Spee namens het pa­ro­chie­bestuur en de inlei­ding tot de absoute van Mgr. Jan Hendriks (hulp­bis­schop Bisdom Haar­lem-Am­ster­dam).

 

Preek pastoor Nico van der Peet

Uitvaart pastoor Theo Bankras, Sint Pancratius­kerk Sloten, zater­dag 3 januari 2015 (Ezechiël 34, 1 – 17 en Johannes 10, 1 – 6, 11, 15)                                                                    

“Mensen­kind, profe­teer tegen de her­ders van Israël“

Beste Leden van de Familie Bankras, Mon­seig­neur, beste pa­ro­chi­anen, zusters en broe­ders.

Pastoor Theo Bankras heeft zich­zelf en ons, vooral de pastores onder ons, van bis­schop tot pas­to­raal werker, niet gespaard. De beide lezingen die hij heeft vast­ge­steld voor zijn uit­vaartliturgie liegen er niet om en beginnen met een profetie tégen, een aanklacht tégen de her­ders, de pastores van de geloofs­ge­meen­schap. Bewogen woor­den over het her­der­schap.

Wat is het iets prach­tigs het pas­to­raat én wat kan het mis­gaan. Om een al jaren gele­den gestorven pro­tes­tantse pastor te citeren: alles van waarde is weerloos. Zo is het ook met het her­der­schap in de kerk.

Pastor zijn. Volgens dezelfde profeet Ezechiël kan het een prach­tige manier van leven en dienen zijn. “Zoals een her­der omziet naar zijn schapen als die ver­dwaald zijn, zo zal Ik omzien naar mijn schapen en ze veilig terug­bren­gen van alle plaatsen waar ze verstrooid zijn geraakt op de dag van wolken en dichte duisternis”.

Zo wilde Theo zijn, dichtbij mensen in wolken en duisternis, die met hen delen, met hen de vreugde van het leven én de tranen delen. De oude monniks­va­ders verlang­den naar de gave van de tranen, geraakt te kunnen wor­den in het diepst van je wezen, zoals God in zijn hart geraakt is door zijn mensen. Theo bezat die gave van de tranen in ruime mate. Kwets­baar­heid is in het pas­to­raat is grote gave, maar maakt je soms ook al te weerloos. Theo Bankras heeft dat ondervon­den. Ooit maakte hij een diepe inzin­king door, juist – dacht ik – als gevolg van die kwets­baar­heid. Goddank is hij die aan­grij­pende periode in zijn leven te boven geko­men, gewond en gelouterd, nog meer dan voor­heen in staat naast kwets­ba­re mensen te staan, - ontroerd, geraakt  te kunnen wor­den door de kwetsuren die zij had­den opgelopen.

In zijn jonge jaren was een pa­ro­chiegees­te­lij­ke zijn grote voor­beeld, pastoor Suidgeest. Voor hem een on­ver­ge­te­lijke zielenher­der. Zo wilde hij wor­den. In dat spoor wilde ook hij leven. Theo werd opgeleid op de beide dio­ce­sane semi­na­ries en pries­ter gewijd nog juist in een tijd waarin het ker­ke­lijk leven, dat rijk en rooms werd genoemd, nog in tact leek. Er was in die late vijfti­ger jaren hier en daar wel al enige onrust in de ziel­zorg, maar de volks­kerk leefde nog, stroomde nog vol, zeker in Noord – Holland, het land van zijn jeugd, de familie waarin hij opgroeide; er tra­den vrouwen en mannen in het klooster, er wer­den pries­ters gewijd.

Zo ook Theo, in de nadagen van paus Pius XII. Toen de ver­schij­nings­vor­men van kerk en pas­to­raat wel eeuwig­heids­waarde leken te bezitten. Theo paste daarin. Hij hield van de klassieke vormen. Maar hij bleek ook door die vormen héén te kunnen zien. Het bleek hem voor alles om het her­der­schap voor mensen te gaan. Hij hield vol, ook toen ongeveer tien jaar na zijn wij­ding de ker­ke­lijke en pas­to­rale wereld om hem heen radicaal van aanschijn ver­an­der­de.

De onbetwiste positie van de pries­ter, de pastoor kwam onder druk, de ambts­dra­gers moesten zich­zelf als het ware opnieuw uitvin­den. Theo heeft harde klappen moeten ver­du­ren en ver­werken. Theo bleef trouw aan zijn op jonge leef­tijd gevoelde roe­ping en gemaakte keuze en bleef ondanks vragen en kwetsuren zich­zelf. Zo hebben velen hem leren kennen. Zo leerde ik hem in 1992 kennen, toen ik tot pastoor in de Lucas in Osdorp was benoemd, hier niet ver vandaan.

In de pastores­ver­ga­de­ring van Nieuw West waar de pa­ro­chie van Sloten toen bij hoorde, zaten klerikale vogels van onderling heel ver­schil­lende pluimage om de tafel, in de gastvrije pastorie van pastoor Hans Visser van de Paulus. Theo ook, met zijn diepe, sonore stem, interventies plaatsend met een melodieuze aanloop, niet zel­den ook met een zekere ontroe­ring, ja tranen ook, die nooit ver waren.

Een bewogen man. Een man van klasse, klassiek, ook in zijn voor­ko­men en kle­ding. De boord was wat uit de mode geraakt sinds zijn vroege pries­ter­ja­ren, Theo droeg hem. Niet als demonstratie: ‘zo ben ik, ik hoor bij deze school of rich­ting’. Nee, het kón gewoon niet anders bij Theo. Maar het was – zoals kle­ding hoort te zijn – een bij­zaak, voor de één een be­lang­rijke, voor de andere een marginale bij­zaak. Ik dacht dat het laatste gold voor Theo.

“Mensen­kind, profe­teer”.

De pastor moet ook profeet zijn. Dat betekent niet dat hij een voor­uit­ziende geest moet hebben, maar wel dat hij het juiste woord durft te spreken, eer­lijk durft te zijn, zijn mensen en zeker de boven hem geplaatste mensen niet naar de mond praat, niet uit is op carrière, behagen. Nee, er zijn voor de mensen, niet jezelf zoeken. Het evan­ge­lie van vandaag, dat Theo ook heeft gelezen en bepreekt bij al zijn pries­terjubilea, spreekt daarover.

“Waarach­tig, Ik verzeker u: wie niet door de deur de hof van de schapen binnen­komt, maar naar binnen klimt op een andere plaats, kan alleen maar een dief zijn en een bandiet. Wie wel door de deur binnen­komt, is de her­der van de schapen”. 

Binnen­gaan door de deur. De Deur is Jezus, die Zich volgens dit­zelfde Johannese­van­ge­lie noemt: “Ik ben de deur. Als iemand binnengaat door Mij zal hij/zij wor­den gered: hij zal ingaan en uit­gaan en weide vin­den”. De huurling zoekt alleen zich­zelf, de populari­teit, de per­soon­lijke winst, het aanzien, de carrière, het geld. De her­der komt binnen via de deur, hij brengt Jezus, de Goede Herder met hoofd­let­ters.

De pa­ro­chi­anen van Sloten, lezen wij op de web­si­te, zijn hun her­der, Theo, dank­baar en zij zijn vol bewon­dering dat hij op zijn post ge­ble­ven is. Dat is mis­schien wel de be­lang­rijk­ste rijkdom van het pas­to­raat: dat de mensen van dorp of wijk mogen weten: hij is bij ons, hij blijft bij ons. Hij hoeft geen grootse pres­ta­ties te ver­rich­ten, geen intellectuele hoogstandjes, maar door zijn aanwe­zig­heid, zijn trouw, zijn luis­te­rend oor, zijn gebed, zijn vie­ring van de sacra­menten stijgt hij boven zich­zelf uit; door zijn aanwe­zig­heid is de enige Goede Herder in ons mid­den, in ons dorp, dichtbij. Zo wordt het pries­ter­schap, het pas­to­raat een sacra­ment, een teken van Gods genade, van zijn trouwe liefde voor de mensen.

Van harte sluit ik me aan.bij de dank­baar­heid en de bewon­dering van de pa­ro­chi­anen. Ook bewon­dering, voor het stand­hou­den, de trouw van Theo Bankras. Het heeft hem veel per­soon­lijke span­ning en in­span­ning gekost. Want zijn pries­ter­le­ven is anders verlopen dan hij had gehoopt, gedacht. Je kunt het hem horen zeggen in het beeldportret dat een paar jaar gele­den van hem gemaakt is en dat op de web­si­te van de pa­ro­chie staat. (http://vimeo.com/46154516)

Hij was gehecht aan zijn ge­meen­schap van dorpsbewoners en van tuin­ders­fa­mi­lies. Daarin voelde hij zich thuis, dat was de maat, het type ge­meen­schap waarin hij zijn men­se­lijke en pas­to­rale talent het guns­tigst kon ontplooien. Maar de ver­an­de­ring, de verste­de­lij­king drong zich ook op in dit lan­de­lijke gebied. Het werd een inner­lijk en uiter­lijk afscheid nemen van een ideaal. Het leven ook van deze pries­ter speelde zich uit­ein­delijk af voorbij aan eigen plannen. De kracht van Theo bestond erin dat hij dit heeft aanvaard. Hij mocht dan mis­schien ver­trok­ken zijn vanuit een enigszins jeug­dig, roman­tisch beeld van de dorps­pas­toor; hij heeft geweend om het verlies daar­van, maar hij was ook een realist. Hij heeft al die ver­an­de­ringen aanvaard en heeft God gezocht en de mensen gediend, ook in het door de stad omklemde Sloten.

God zij dank stond hij niet alleen. Theo wilde graag aan het einde van zijn uit­vaart de kerk uit­ge­dragen wor­den door pa­ro­chi­anen. Niet omdat hij zich­zelf zo be­lang­rijk vond, maar, ik citeer let­ter­lijk: “omdat ik mij altijd gedragen heb gevoeld door de pa­ro­chi­anen”.

Zo is het Goddank gegaan in deze sint Pancratius­paro­chie. Talloze pa­ro­chi­anen droegen hem op han­den. Riet, die er altijd voor hem was, met haar kalme aanwe­zig­heid, luis­te­rend, zorg­zaam, rela­ti­ve­rend, bered­de­rend, later met Hennie aan haar zijde. Wies, bij wie hij altijd welkom was. En dan noem ik ver­der geen namen meer: de be­stuurs­le­den, kosters, vrij­wil­li­gers. Hij was ten diepste ten opzichte van zijn pa­ro­chi­anen een nederige her­der: zij mochten zijn tranen zien, hij hield zich niet groot en stoer. Iedere mens van waarde is weerloos. Gelukkig was de weerloos­heid van Theo bij de pa­ro­chi­anen veilig. Zo toonde deze pa­ro­chie haar hoge chris­te­lijke gehalte.

Wij bid­den vandaag voor Theo, dank­baar voor de broer, zwa­ger, oom die hij was; voor de pastoor, mede­pries­ter, -pastor die hij was; dank­baar voor de mens die hij was, de gelo­vi­ge. In het geloof was hij stabiel, stoer, een onwankel­baar gelo­vi­ge. Wij bid­den voor hem en vieren voor hem de eucha­ris­tie: dat hij veilig zal zijn in de han­den van de Goede Herder, die zijn leven voor hem gegeven heeft. Amen.

Nico van der Peet, pr.

 

Toespraak Harry den Arend (voor­zit­ter RKSV Pancratius) 

Als voetbal­ver­eni­ging voelen wij ons verbon­den met de pastoor van de kerk die onze naamgever is. De RKSV Pancratius is door het verle­den, heden en hope­lijk ook in de toe­komst, zeker in naam  verbon­den met deze pa­ro­chie.

Ook pastoor Bankras maakte deel uit van de familie Pancratius. Een wel heel grote familie ondertussen. Een familie die ontstaan is uit de tuin­ders hier in Sloten en langzamer­hand is uit­ge­breid naar een groter gebied als de Aker, Bad­hoe­ve­dorp en Osdorp.

Alle ver­an­de­ringen van de afgelopen der­tig jaar heeft hij als her­der van een ver­an­de­rende samen­le­ving aan den lijve mee­ge­maakt. Als pastoor gaf hij lei­ding aan een pa­ro­chie die de ver­an­de­ringen in de kerk meemaakte en ondervond. Hij wist daar op zijn eigen wijze en in diep geloof han­den en voeten aan te geven.

Als pastor bleef hij zich echter altijd inzetten voor hen die zijn hulp zochten en von­den. 

Bij Pancratius liet hij zich bij wedstrij­den echter als fervent voetballiefhebber zel­den zien. Hij was daar als pastoor zijnde eigen­lijk veel te fana­tiek voor en kon het niet hebben als er niet goed gevoetbald werd. Wel volgde hij het nationale en inter­na­tio­nale voetballen wel, maar dan via de tele­vi­sie. Theo zag meer wedstrij­den in de week dan menigeen van ons.

De trim­club van Pancratius was de plek waar hij op don­der­dag­avond graag vertoefde. Als het kon liep hij het rondje van de trimmers mee. 

Soms was hij door werk­zaam­he­den wat aan de late kant en kon je hem op het terrein zien rondlopen. Kijkend naar de trai­ningen die dan aan de gang waren. 

Als de trimmers dan terug kwamen sloot hij zich bij hen aan, om de ver­jaar­da­gen, geboorte van klein­kin­de­ren et cetera, met de leden te kunnen vieren. Ook daarin was hij een her­der en pastor.

Theo Bankras, voor ons meneer pastoor, was een uniek mens. Hij was er gewoon. Met zijn sonore diepe stem wist hij je altijd wel op de één of andere manier te raken.

Als voetbal­ver­eni­ging zullen wij hem blijvend her­in­ne­ringen als een voetballiefhebber, maar vooral als een mens die intens veel in­te­res­se, gevoel en compassie voor zijn mede­mens had.

Laten wij pastoor Theo Bankras zo in onze gesprekken en her­in­ne­ringen gedenken en her­denken. 

 

Toespraak Just Spee namens het pa­ro­chie­bestuur

Beste familie Bankras, lieve Riet en familie, Mon­seig­neur, beste mede-pa­ro­chi­anen, geachte aanwe­zigen,

Het pa­ro­chie­bestuur heeft mij gevraagd het woord tot u te richten nu we pastoor Bankras be­ge­lei­den naar zijn laatste rust­plaats. Met plezier geef ik aan dit verzoek gehoor. Het is niet dage­lijks dat ik mag spreken bij de uit­vaart van een uitzon­der­lijk mens, een mens waar­mee ik jaren heb mogen samen­wer­ken, die Lucy en mij heeft getrouwd, die onze kin­de­ren heeft gedoopt en die ik zeer ge­res­pec­teerd en liefgehad heb. Het is niet voor het eerst dat ik hier op deze plek sta. Het is wel anders dan anders. Totnutoe stond ik hier als lector of sprak ik de pastoor toe bij gelegen­heid van zijn ver­jaar­dag. Altijd was hij in levende lijve aanwe­zig. Nu sta ik hier alleen, een eenzame gedachte.

Het lange leven van Theo Bankras, onze geliefde pastoor speelde zich af tegen de ach­ter­grond van een snel ver­an­de­rende wereld, een snel ver­an­de­rend land en een snel ver­an­de­rende Kerk. Laat ik u eerst mee­ne­men naar 1928, het jaar waarin pastoor Bankras werd geboren in West-Friesland, de meest katho­lie­ke streek van ons bisdom. Neder­land was nog in hoge mate een agra­risch land, de helft van de mensen woonde in kleine dorpen op het plat­te­land, ging in overgrote meer­der­heid naar de kerk en had weinig weet van wat er zich buiten de streek waarin zij woon­den en zeker buiten onze landsgrenzen afspeelde. Tijdens jonge Theo’s eerste jaren ver­an­der­de er al veel. De wereld stevende af op de meest verwoestende oorlog ooit en Neder­land zou er ditmaal niet buiten kunnen blijven. Onder dit gesternte besloot Theo dat hij pries­ter wilde wor­den, een niet ongebruike­lijke keuze voor de oudste jongen uit een katho­liek West-Fries gezin. Nog nau­we­lijks een tiener ver­trok hij naar Heem­ste­de, naar Hage­veld, het klein-semi­na­rie van het bisdom Haar­lem en liet dus de warme, beschermde omge­ving van het gezin, zijn vader en moe­der, broers en zusjes achter. Een grote stap als u bedenkt dat zijn leven zich tot dat moment vrijwel uit­slui­tend in West-Friesland had afgespeeld en een reis van Venhuizen naar Heem­ste­de in die tijd een dag reizen betekende.

Na het klein-semi­na­rie volgde het groot-semi­na­rie in Warmond. Inmiddels waren de jaren vijf­tig aangebroken. Neder­land richtte zich op van de gruwelen en verwoes­tingen van de oorlog en bouwde het land weer op. De Neder­landse Rooms-Katho­lie­ke kerk was een volks­kerk, die door de paus ten voor­beeld werd gesteld aan andere lokale kerken in de wereld, de kerken zaten elke zon­dag vol; Theo Bankras was bezig zich voor te berei­den op het pries­ter­schap. In 1958 was het zover, de toen 29-jarige Theo werd in de ka­the­draal van Sint Bavo te Haar­lem pries­ter gewijd. Hij noemde het later zelf een dag van enorme vreugde: “Ad Sum” – “Hier ben ik, Heer!”.

Na enige jaren werk­zaam geweest te zijn in de pa­ro­chie in Uitgeest, werd kape­laan Bankras opnieuw voor een grote ver­an­de­ring geplaatst; hij werd kape­laan in een Am­ster­damse pa­ro­chie. De jongen van het dorp moest zich aanpassen aan het leven en de gewoontes van de grote stad. Tege­lijker­tijd ver­an­der­de de wereld om hem heen zich op een razendsnelle en ingrijpende manier. Mensen verhuis­den van dorpen naar ste­den, zij werkten niet lan­ger als boer op het land of als arbei­der in de fabriek maar in toe­ne­mende mate op kantoor of in de dienst­ver­le­ning. Neder­land werd op vele manieren verbon­den met de rest van de wereld. Vliegen was niet lan­ger een exo­tische manier van reizen maar werd gemeen­goed, de tele­foon verbond mensen op grote afstand, de tele­vi­sie schonk een blik op de wijde wereld, het aantal auto’s groeide razendsnel en een fijnma­zig net van snelwegen werd in Neder­land aan­ge­legd. Maar ook de manier waarop mensen in het leven ston­den ver­an­der­de. Het aantal zich Rooms-Katho­liek noemende Neder­lan­ders begon in hoog tempo af te nemen. Meer en meer mensen von­den dat de Kerk zich bevoog­dend opstelde en wensten niet lan­ger klakkeloos te aan­vaar­den dat wat de paus en de bis­schop­pen verkon­dig­den bete­ke­nis voor hun eigen leven zou moeten hebben. Dit had ook gevolgen voor de positie van pries­ters. Van mannen waar tegenop gekeken werd en wiens woord zeer zwaar woog, wer­den zij mannen met een mening. Een mening die ook niet meer auto­ma­tisch gevolgd hoefde te wor­den. Gezag was niet lan­ger een gegeven, maar moest steeds weer opnieuw wor­den bevochten.

Kape­laan Bankras werd pastoor Bankras. Hij werd benoemd in het uiterste noor­den van het bisdom, in de pa­ro­chie van Breezand bij Den Helder. Dit betekende de terug­keer van de stad naar het dorp, van uiterst snelle ver­an­de­ringen naar meer rust en regelmaat. Echter, na een aantal goede jaren in Breezand had de bis­schop alweer een nieuwe uit­daging voor hem in petto. In 1983 maakte pastoor Bankras zijn opwach­ting in Sloten, een dorp onder de rook van Am­ster­dam. Hij werd daar de op­vol­ger van de bij de pa­ro­chi­anen van Sint Pancratius zeer geliefde pastoor Vogelzang. Het zou geen ge­mak­ke­lijke opgave blijken te zijn om in diens voetsporen te tre­den. Echter, na een aan­vanke­lijk moei­lijke periode, slaagde de nieuwe pastoor erin om de hoof­den en harten van de pa­ro­chi­anen van Sloten voor zich te winnen.

Als u nu denkt dat hiermee alle ver­an­de­ringen in het leven van pastoor Bankras wel genoemd zijn dan heeft u het bij het ver­keerde eind. Zo was daar de ver­an­de­ring die het dorp Sloten onder­ging. Van een klein dorp en een zeer hechte ge­meen­schap, betrekke­lijk geïso­leerd en voor­na­me­lijk agra­risch gericht naar een stadswijk in een uitgestrekt gebied van moderne tuinste­den met een zeer gemêleerde bevol­king bleek nog in het verschiet te liggen, met alle gevolgen van dien voor de Sint Pancratius pa­ro­chie en haar pastoor. Ook de po­la­ri­se­ring in de Rooms-Katho­lie­ke Kerk van die dagen ging niet aan de pa­ro­chie voorbij. Een groep aanhan­gers van de toen in opkomst zijnde en op radicale ver­an­de­ring gerichte 8-mei bewe­ging keerde de pa­ro­chie de rug toe na tevergeefs gepoogd te hebben de Sint Pancratius en pastoor Bankras te winnen voor haar ideeën. Pijn­lijke con­fron­ta­ties bleven helaas niet uit…

Waarom ver­tel ik u dit nu allemaal zo uit­voerig? Omdat het nodig is om te begrijpen wat voor bij­zon­dere persoon Theo Bankras, onze pastoor geweest is. Tijdens zijn leven ver­an­der­de om hem heen veel, vrijwel alles. Alles waaraan hij zich als kind, als opgroeiende jongeling, als jong pries­ter kon vast­hou­den verdween en maakte plaats voor nieuwe, onbekende zaken, som­mi­ge posi­tief, andere nega­tief. Vrijwel geen enkel houvast uit zijn jonge jaren bestaat heden ten dage nog. Hoewel er momenten zijn geweest dat ook pastoor Bankras ten onder leek te gaan in deze draaikolk van ver­an­de­ringen, hield hij stand. Alles om hem heen ver­an­der­de, maar de kern van zijn bestaan bleeft overeind: zijn geloof in God en Jezus, en zijn dienst­baar­heid aan de aan hem toe­ver­trouwde mensen.

Het centrale thema in vrijwel elke preek die de pastoor tot ons richtte was liefde. Liefde voor God, Jezus en mede­mens. Hij preekte dit niet slechts, hij leefde hier ook naar. Op hoge leef­tijd bezocht hij de zieken van de pa­ro­chie. Door weer en wind, meestal op de fiets. Ondanks afnemende fysieke krachten ging de pastoor tot het einde toe vrijwel elke week minstens viermaal voor in de vie­ring van de eucha­ris­tie. Hij had de wil en de gave om met kin­de­ren om te gaan en be­grij­pe­lijk met hen te spreken over geloofs­zaken. Zo herinner ik mij dat hij een keer op Goede Vrij­dag tegen de kin­de­ren die om hem heen ston­den bij het bekijken van een kruis­wegs­ta­tie zei: “Moet je toch eens kijken hoe Jezus erbij ligt; helemaal in elkaar geslagen. Dat doen jullie toch niet met andere kin­de­ren op het school­plein hoop ik.” En ze begrepen precies wat hij bedoelde.

We zullen onze pastoor missen. Een bij­zon­der mens, een fijn mens, oprecht een man van God, een her­der, een voor­beeld, een mede­mens.

Dag pastoor.

 

Inlei­ding tot de absoute door Mgr. Jan Hendriks

Op zater­dag 3 januari was de uit­vaartmis voor pastoor Theo Bankras die op eerste kerst­dag was overle­den. Zowel bij de avond­wake als bij de uit­vaart was de kerk geheel gevuld met fami­lie­le­den, vrien­den en pa­ro­chi­anen die afscheid kwamen nemen. Aan het einde van de Uitvaartmis, die werd opgedragen door pastoor Nico van der Peet in con­ce­le­bra­tie met kape­laan Henk Versteeg, heb ik een kort woord ge­spro­ken als inlei­ding op de absoute

Inlei­ding tot de absoute

Het is nog geen twee weken gele­den  dat ik de kerst­brief (www.pancratiussloten.nl/index.php?p=wopa&id=352) van pastoor Bankras ont­ving. De pastoor had erbij ge­schre­ven: “Ik ben al drie weken ziek, bronchitis;  toch maar mijn kerst­brief”. Dit was alles wat hij over zijn ge­zond­heids­si­tua­tie schreef. De brief - velen van U zullen de tekst wel kennen - was ver­der één groot ge­tui­ge­nis van Gods liefde, van zijn eigen dank­baar­heid om Gods liefde en van zijn verlangen om steeds meer aan die liefde van God te be­ant­woor­den door een mens van liefde te zijn. Verder had pastoor Bankras er nog aan toe­ge­voegd dat hij mij veel in­spi­ra­tie toewenste van de heilige Geest.

Ik moet zeggen dat ik deze brief prach­tig heb gevon­den, zelfs ontroerend en ken­mer­kend voor de pries­ter die pastoor Bankras was. Ik heb twee keer iets meer met hem kunnen spreken en mijn indruk was – een indruk die nog is ver­sterkt door wat ik van anderen hoorde -:  deze pries­ter is geen pries­ter voor zich­zelf; het draait absoluut niet om hem; hij is zich er vol­ko­men van bewust dat hij als pries­ter van het Nieuwe Verbond er voor Christus en het heil van de mensen is.  In het gesprek dat ik met hem had was hij heel gauw klaar met lij­den en tegen­slag die hem­zelf waren over­ko­men. Anderen had­den hem op een gegeven moment gezegd het op zijn leef­tijd toch wat kalmer aan te doen.  Hij was dus pries­ter in hart en nieren, pries­ter voor de mensen en een stoere pries­ter ook, niet kleinzielig of egocentrisch. Hij liep niet anderen achterna,  bleef trouw en zich­zelf in allerlei ont­wik­ke­lingen, vastbesloten van Christus te zijn en man van zijn woord, man van de Kerk.

Hij was geko­men om met de goede Herder zijn leven voor de kudde te geven.

In dit korte woord wil ik daarom uiting geven aan mijn dank­baar­heid aan degenen die voor pastoor Bankras hebben gezorgd, ik denk bij­zon­der aan mevrouw Riet Laan, en de dank­baar­heid van ons bisdom voor het pries­ter­schap van pastoor Bankras en voor wat hij heeft voorgeleefd: we zijn dank­baar voor zijn trouw en zelve-loze inzet, voor zijn onverschrokken geloof, zijn liefde­volle eenvoud en hoop op het eeuwig leven. Pastoor Bankras was door het voor­beeld van zijn pastoor geïnspireerd geraakt om pries­ter te wor­den. Ik hoop en bid dat zijn leven ook weer anderen mag in­spi­re­ren en dat tenminste enkele jonge mensen die hem ken­den of van hem horen, erdoor geholpen mogen wor­den om over hun eigen klein­moe­dig­heid en aarzeling heen te stappen
en een roe­ping als pries­ter te volgen.

En voor U die hem nu mist: lees zijn laatste adventspreek nog eens door, de preek die hij nog wel had voor­be­reid maar zelf niet meer kon hou­den. Die gaat over troost, alsof hij U nu zelf in deze omstan­dig­he­den nog pas­to­raal nabij wil zijn. (www.pancratiussloten.nl/index.php?p=news&id=339&t=Troost)

Moge de Heer deze trouwe die­naar nu belonen en hem de vreugde schenken van Zijn rijk.
Moge hij rusten in vrede!