Pancratiusparochie Sloten






Delen:
meld deze pagina op Twitter meld deze pagina op Facebook
Volgen:
link naar de RSS Feed van de laatste nieuwsberichten volg Pancratiusparochie op Twitter volg Pancratiusparochie op Facebook

Feest van Adelbert van Egmond

gepubliceerd: zaterdag, 1 juni 2013
Feest van Adelbert van Egmond

25 juni vieren wij de Ge­dach­te­nis van de H. Adalbert, diaken. Wie was deze heilige? (uit www.heiligen.net) De legende wil dat hij een prins was van den bloede die afstand had gedaan van zijn ko­nin­klij­ke rechten en pri­vi­le­ges om in dienst van Christus te tre­den. Zijn vader zou Edilbert geheten hebben en als koning van Sussex geheerst hebben over de Deïren. Het heet dat deze vorst geliefd was omdat hij betrouw­baar de wetten naleefde.

De opvoe­ding van Adelbert zou zijn toe­ver­trouwd aan abt Egbert van het Ierse klooster Rathmelsigi. Deze Egbert verlangde ernaar een asce­tisch leven te lei­den, zoals dat inder­tijd veel voorkwam onder de Ierse monniken. Hun ideaal bestond erin de wijde wereld in te trekken, en steeds ver­der van huis weg te gaan. Zo kon­den zij vorm­ge­ven aan hun gelo­vi­ge over­tui­ging dat het vaderland van de ware gelo­vi­ge op deze wereld nergens te vin­den is en pas bereikt wordt in het hiernamaals bij God. Reeds hon­derd jaar tevoren was zo'n tocht ondernomen door Columbanus. Deze had overal op zijn route zicht­ba­re bewijzen van zijn aanwe­zig­heid nagelaten in de vorm van kloostervesti­gingen, waar jongemannen uit de buurt zich geheel en al toewijd­den aan een leven in dienst van God door gebed, verbrei­ding van het chris­ten­dom onder de hei­denen en de vor­ming van een chris­te­lijke cultuur door het bouwen van kerken, kloosters en klooster­scho­len, door het af­schrij­ven en versieren van heilige boeken en door onontgonnen gebied in cultuur te brengen. Aan het ideaal van de ascese werd recht gedaan, zolang de levens­om­stan­dig­heden van de monniken gebrekkig waren.

Ook abt Egbert heeft in het kader van zijn asce­tische idealen een poging gewaagd om per schip over te steken naar het vasteland. Dat moet tegen het jaar 690 geweest zijn. Door een storm was hij echter op de kust terug­ge­sla­gen. Hem was te verstaan gegeven dat hij dat moest be­schou­wen als een vin­ger­wij­zing Gods: niet hij­zelf zou op zwerf­tocht gaan, maar de leer­lin­gen die hij in het­zelfde ideaal had gevormd. Met lede ogen heeft hij dan ook toegezien hoe tenslotte in 690 Wil­li­brordus met twaalf gezellen, onder wie Adelbert, de oversteek waagde naar het vasteland, het onbekende tegemoet.

De over­een­komst met Jezus van wie in de evan­ge­lies meer dan eens ver­teld wordt dat hij in gezel­schap van zijn twaalf apos­te­len in een boot naar de over­kant van de zee voer, is uit­druk­ke­lijk bedoeld!

Zoals gebruike­lijk onder de eerste mis­sio­na­rissen in onze streken, begaf Wil­li­brord zich met zijn volgelingen eerst naar de vorst ter plaatse. In dit geval was dat Pepijn van Herstal ten­ein­de van hem de toestem­ming te ver­krij­gen om onder de Friezen het evan­ge­lie te mogen ver­kon­di­gen. Zo'n bezoek aan de vorst was op zich al onder­deel van de mis­sio­ne­ring. De vorst moest onder de indruk wor­den gebracht. Wie weet heeft Wil­li­brord de kunst hier­van afgekeken van Au­gus­ti­nus, toen deze zich in 597 voor het eerst pre­sen­teerde aan de koning van Kent. Hij had zijn veer­tig metgezellen in een sta­tige rij opge­steld. Een zilveren kruis ging als een banier voorop, alsmede een geschil­derd portret van Christus. Terwijl de monniken met rus­tige stap naderkwamen, zongen zij litanieën waarin zij baden om het behoud van zich­zelf en van hun gastheren. Waar­schijn­lijk wer­den er ook relieken mee­ge­dragen. Ieder was na­tuur­lijk gekleed in vol ornaat. Zou Wil­li­brord zich op soortge­lijke wijze hebben ge­pre­sen­teerd aan Pepijn? Hoe dan ook, hij kreeg de toestem­ming waarop hij had gehoopt.

Terwijl Wil­li­brord doorreisde naar Rome om van de paus geloofs­brie­ven te ont­van­gen, verspreid­den zich zijn twaalf gezellen over het Friese land. Adelberts werk­ter­rein lag vooral in Kennemerland en West-Friesland. We kunnen ons maar nau­we­lijks een voor­stel­ling maken van zijn levens­om­stan­dig­heden. Daarom ontlenen wij links en rechts gegevens van metgezellen en tijdgenoten om ons een beeld te kunnen vormen.

Op welke wijze preekte hij het evan­ge­lie? Immers de Friese taal mocht dan verwant zijn aan het Angelsaksisch en heel in de verte aan het Iers, maar waar­schijn­lijk zal hij toch een tolk nodig gehad hebben. Hoe wist hij de plaat­se­lijke notabelen te overtuigen? Heeft hij hun ontzag ingeboezemd met zijn heilige boeken? Las hij eruit voor, zoals Germaanse runen­pries­ters mysterie­volle teksten lazen uit geheim­zin­nige tekens? Maakte hij indruk door het gou­den kruis dat hij altijd bij zich droeg ? Door de imposante boeken, soms rijk versierd? Of kwamen de Kennemers onder de betove­ring als hij in de een­zaam­heid langdurig zijn gebe­den zei en psalmen zong, zoals hij dat in zijn klooster thuis had geleerd. Dat zal immers toch altijd wel luidop gebeurd zijn, naar de gewoonte van die tijd?

Of herken­den zij in hem toch de vechter; de strijdlust en de ontbe­ringen die de heilige man zich getroostte om zijn idealen te verwezen­lijken?

Van Boni­fa­tius en Livinus weten wij hoe zij leden onder de een­zaam­heid; hoe zij verlang­den naar gezel­schap waar­mee zij van gedachten kon­den wisselen, naar boeken van niveau, naar eten van thuis en komfortabeler kle­ding. Hoe zal dat Adelbert ver­gaan zijn onder zijn Kennemers?

Hoe dan ook hij weet de bewoners van de streek zover te krijgen dat ze hun Germaanse goden verlaten omwille van Christus. Hij bouwt een kerkhut en zuivert het hele gebied van alle her­in­ne­ringen aan de afgo­derij. Na zo'n vijf­tien jaar kan hij met tevre­den­heid kon­sta­te­ren dat het gebied 'gezuiverd' is: "Ecce haec munda sunt". Som­mi­gen menen dat hier de oorsprong ligt van de plaatsnaam Egmond: 'Haec munda' zou later gespeld zijn als 'Haegemunda'. Anderen beweren dat hier vroe­ger een watertje, 'Y', 'Ic' of 'Ec' geheten (verbaste­ring van het Latijnse 'aqua'), uitmondde in de zee. Nog weer anderen leggen ver­band met de persoonsnaam Eggo, met wie Adelbert allengs bevriend raakte. Zou hem het land hier hebben toebehoord? Adelbert zou Eggo's zoon hebben gedoopt, waarop Eggo hem de zorg had opgedragen voor zijn opvoe­ding. Juist zo was Adelbert des­tijds zelf opgevoed door abt Egbert. Tijdens een maal­tijd bij Eggo thuis geeft Adelbert aan zijn vriend te kennen dat hij voor enige tijd naar Engeland terug moet. Eggo's droef­heid is groot: "Zullen we u dan nooit meer terug zien, vader?" Adelbert die juist aan een appel is be­gon­nen, snijdt de vrucht in vieren en verzamelt de pitten. Hij werpt ze in de rich­ting van het haardvuur en zegt: "Op het moment dat uit deze pitten een nieuw boompje is gegroeid, zal ik in jullie mid­den te­rug­ke­ren."

Niet lang daarna brandt het huisje van Eggo af. Enige tijd later blijkt er op die plek een appel­boompje opgeschoten te zijn. Vijf jaar na al deze gebeur­te­nissen, juist in de tijd dat het boompje in volle bloei staat, verschijnt Adelbert weer op het strand. Hij hernieuwt de vriend­schap met Eggo en zijn zoon en hervat het beke­rings­werk.

Op­val­lend aan dit verhaal is echter dat niemand zich afvraagt of weet te ver­tellen wat Adelbert thuis in Engeland is gaan doen.

Hij zou op tame­lijk hoge leef­tijd gestorven zijn in het jaar 740 of 741. Op de plaats waar men hem begroef, verrees later de Bene­dic­tijner abdij. Een monnik uit de 12e eeuw heeft een hele reeks won­der­ver­halen opge­te­kend die op zijn graf gebeurd zou­den zijn. Tijdens de Re­for­ma­tie wordt het klooster verwoest en de relieken van Adelbert gaan verloren. In de jaren vijf­tig van de 20 eeuw wordt er op de oude plaats weer een nieuwe Adelbert­ab­dij opgericht.

Toen in de jaren zes­tig een groepe­ring kri­tische katho­lie­ken een passende patroon­hei­lige zocht, viel hun keuze op Adelbert, een krach­tige persoon die pioniersgeest bezat en ini­tia­tie­ven ontplooide, en die met woord en daad van het evan­ge­lie wist te getuigen in een wereld die daar niet van­zelf­spre­kend ont­vanke­lijk voor was.

Hij is patroon van de plaats Egmond.

Hij wordt afge­beeld als aartsdiaken (met een tuniek); vaak heeft hij het evan­ge­lie­boek bij zich. Soms draagt hij een lelietak (symbool van de zuiver­heid of de maag­de­lijk­heid). Aan zijn voeten liggen kroon en scepter (symbolen van ko­nin­klij­ke waar­dig­heid waar­van hij afstand heeft gedaan). [288]

Op Sint Adelbert

Ooit was er eens een Schotse prins.
'Mijn op­vol­ger', dacht vader-koning.
Maar dat viel tegen enigszins:
De jongen droomde niet van kro­ning,
'Nee, ik wil liever over zee
naar verre, vreemde hei­den­volken;
neem Jezus' evan­ge­lie mee,
ga dat aan mensen daar vertolken.'
Zo komt het dat prins Adelbert
Hier bood­schapper van Jezus werd.
Toen kwam met Wil­li­brordus mee
- Zo rond de jaren zeven­hon­derd -
Prins Adelbert van over­zee.
Het volk van Holland stond ver­won­derd:
Hij preekte zo dat Jezus' woord
Verheugd naar ieders hart zijn weg vond.
Toen ie­der­een het had gehoord,
Stierf hij een vrome dood in Egmond.
Zo komt het dat Sint Adelbert
Hier heilige van Jezus werd.
Hoe preekte hij hier over God?
'Gods woor­den zijn als appelpitten,
Want wie ze uitzaait, ziet per slot,
Dat daarin nieuwe vruchten zitten.'
Hij doet ons allen samen zijn
Om God te zeggen wat wij wensen
Rond Jezus' Woord, en Brood en Wijn;
Verenigt ons tot christen­mensen.
Zo komt het dat Sint Adelbert
Patroon van de pa­ro­chie hier werd.